Kern van de Omgevingswet is meer ruimte geven voor het vanaf het begin betrekken van bewoners en andere belanghebbenden. Iedereen vraagt zich dan af: hoe moet ik het in de praktijk aanpakken, wanneer moet ik beginnen en wanneer is mijn participatie Omgevingswet-proof? De wet vraagt van u dat u laat weten hoe u inwoners, bedrijven, en organisaties hebt betrokken bij hun proces: hoe hebt u geïnformeerd en wat hebt met feedback gedaan? Hoe bent u samenwerking aangegaan? Deze onderbouwing speelt mee bij een besluit van de gemeenteraad. De vorm – dus hoe u de participatie aanpakt - is vervolgens vrij. En dat is misschien ook maar beter. De Omgevingswet laat het aan partijen om daar zelf over na te denken, want elk project is anders.
En goed om ons nog even te realiseren: een wet komt niet uit de lucht vallen, maar volgt en faciliteert altijd maatschappelijke ontwikkelingen. Dus het is niet zo dat nu ineens alles anders wordt. Er worden zaken verplicht gesteld waar veel organisaties al mee bezig waren, of waarmee ze experimenteerden. Alleen gaat de vrijblijvendheid er vanaf.
Uiteraard helpt het om vanaf de start helder en eerlijk aan te geven hoeveel ruimte er is, welke invloed de belanghebbenden hebben: wat is het realistische perspectief? Dat zorgt misschien aan het begin voor een wat moeilijker gesprek, maar u hebt er daarna alleen maar profijt van. Voor een deel van de mensen zal dat soms niet de leukste boodschap zijn. Dus dan is het raadzaam om samen breder te kijken: wat kunnen we nog méér doen in het gebied om de leefbaarheid te versterken?
En het mooiste is natuurlijk om een opgave in co-creatie met de bewoners aan te pakken. Goed voorbeeld is de dijkversterking voor 23 kilometer van de Waal tussen Gorinchem en Waardenburg. Voordat er een ontwerp werd gemaakt, werden bewoners en andere stakeholders nauw betrokken bij het verkennen van oplossingsrichtingen. Zo konden wensen voor bijvoorbeeld toeristische fietspaden meteen worden meegenomen – de bekende meekoppelkansen.