Om maar meteen met de deur in huis te vallen: de opvallendste constatering is dat we onze opdrachtgevers nog vaak ondersteunen bij de toepassing van ‘oud recht’. We hadden verwacht dat dit een paar maanden zou duren, maar zelfs in 2025 zijn we nog steeds ermee bezig. De verklaring hiervoor is eenvoudig: eind 2023 zijn nog snel veel procedures opgestart en aanvragen onder oud recht ingediend. Die zijn nog niet allemaal afgehandeld. Zodoende zitten we in een soort hybride overgangsperiode. De Omgevingswet is van kracht, maar is nog niet volledig getest. Dat geldt ook voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), dat vooraf als de grootste bottleneck voor het succes van de wet werd gezien.
Is er dan helemaal niets veranderd? Natuurlijk wel! De wereld ziet er anders uit dan in 2023. Relatief weinig plannen kwamen toen in procedure in afwachting van de Omgevingswet en eind 2023 was er sprake van de hierboven omschreven ‘eindsprint’. Die tijd is voorbij. De meeste van onze opdrachtgevers werken volop met de Omgevingswet. Daar hoort wel een ‘maar’ bij. Wij zien een onderscheid tussen plannen voor nieuwe gebiedsontwikkelingen en ‘conserverende’ omgevingsplannen voor hele gemeenten. Projectgerelateerde wijzigingen van het omgevingsplan en de buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (BOPA), in feite afwijkingen op een omgevingsplan, verlopen relatief soepel. Een gemeentebreed omgevingsplan dat aansluit op gemaakte keuzes in de gemeentelijke omgevingsvisie, hebben de meeste gemeenten echter nog niet.
Dat een gemeentebreed omgevingsplan achterblijft, is begrijpelijk. Bij dit soort omgevingsplannen draait het niet alleen om het bekende ruimtelijk spoor, maar ook om de brede kwaliteit van de gehele fysieke leefomgeving. Dat is vaak onbekend terrein voor veel gemeenten en vraagt om integrale keuzes tussen uiteenlopende belangen. Voorheen beoordeelden zij ontwikkelingen bovendien veelal achteraf vanuit een toetsende en controlerende rol. De Omgevingswet legt nu ook de nadruk op kaderstelling vooraf: de juiste functie op de juiste locatie.
Een gemeentelijke omgevingsvisie is een voor de gemeente bindend kader met concrete en verstrekkende consequenties voor ontwikkelingen op kavelniveau voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dat betekent nogal wat. Een voorbeeld: stel, een gemeente wil ‘meer zonne-energie’. Wat betekent dit dan? Geldt het alleen binnen de bebouwde kom? Of ook voor de natuur en agrarische gebieden? En als het alleen voor de bebouwde kom geldt, wil je dan als gemeente wel echt méér zonne-energie? Of hebben andere ontwikkelingen veel meer prioriteit? En dan komen daar nog vragen bij over onder andere netcapaciteit en steeds verdere elektrificatie van onze samenleving.
Het beoordelen en rangschikken van (on)wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen is een spannend en vooral politiek proces. Daar komt bij: de krappe arbeidsmarkt leidt tot capaciteitstekort én, ook niet onbelangrijk, er lijkt voldoende tijd te zijn om dit soort lastige keuzes te maken. De wet geeft gemeenten tot 2032 om het hele plaatje compleet te maken. Echter, 2032 lijkt ver weg, maar dit soort integrale processen en keuzes kosten gewoon veel tijd en dan is 2032 ineens heel erg dichtbij. Die optelsom van de nieuwe gemeentelijke rol, capaciteitstekort en (on)voldoende tijd, maakt dat de uitvoering van dit deel van de wet, soms nog stroperig verloopt.
Niettemin, er is voldoende goed nieuws. Dat politieke keuzes (nog) meer dan voorheen de basis vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen maakt de weg vrij voor integrale keuzes tussen die ontwikkelingen. Dit was altijd al één van de doelen van de Omgevingswet. De Omgevingswet faciliteert die processen: bij integrale opgaven hoort een integrerend recht. Misschien wel de belangrijkste verandering die wij zien, is dat die integraliteit zichtbaarder is in de praktijk. Neem een thema als gezondheid, vroeger vrijwel uitsluitend onderdeel van het sociaal domein. Dat onderwerp kwam in de Wet ruimtelijke ordening niet aan de orde, maar zien we nu steeds vaker wel opduiken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het zet de spotlight op de kans én uitdaging voor nu en voor de toekomst: ontwikkelingen mogelijk maken die bijdragen aan een toekomstbestendige leefomgeving waarin mensen prettig wonen en werken.
Welke ontwikkelingen wil je mogelijk maken voor je inwoners en welke wil je juist afremmen? Dat is de grote vraag en die is niet van vandaag op morgen beantwoord. Dat hoeft gelukkig ook niet, er is tijd. Tot dan is het vooral én-én: werken aan gemeentebrede omgevingsvisies en omgevingsplannen voor een toekomstbestendige gemeente op lange termijn en concrete opgaven voor vandaag en morgen realiseren.
Twee sporen waaraan je parallel kunt werken, deels in afzonderlijke teams met aparte taken, rollen en expertises zoals we bij sommige gemeenten zien. Geen makkelijke, maar wel een noodzakelijke balansoefening. Zo kun je de winkel openhouden terwijl je werkt aan een nieuwe inrichting ervan. Wij helpen je graag vooruit. Op beide sporen.
Neem contact op met onze experts Omgevingswet